Motel Mozaïque-directeur

 

Van Harry Hamelink word je vrolijk. Harry is directeur van Motel Mozaïque, het Rotterdamse festival waar je nieuwe muziek hoort op onbekende plekken van de stad.
Van Harry word je vrolijk omdat hij honderd ideeën per uur verzint, de energie heeft van een jonge hond en omdat hij na 25 jaar nog steeds vol verwondering door de stad loopt.

Voor het magazine ‘Toekomst’ – afscheidskado aan de stad van vertrekkend Rotterdam Festivals-directeur Johan Moerman – interviewde ik Harry:

‘De ertsbergen op de Maasvlakte lijken me een mooi decor voor een dansvoorstelling.’

Het hele ‘Toekomst’-magazine kan je hier doorbladeren.

 

 

 

Harry Hamelink, directeur Motel Mozaïque

‘Alles begint voor mij met verwondering. Alleen als ik onbevangen door een straat loop waar ik al vijfentwintig jaar kom, kan ik een deur ontdekken die me eerder nooit opviel. Dat verwonderd kijken zit in me, besefte ik kort geleden. Mijn ouders zijn 81 en 86 en zij kunnen nog steeds oprecht verwonderd zijn over iets wat ze zien of meemaken.

Eerst herbronnen
Maar verwondering kun je ook bij jezelf opwekken. Bij Motel Mozaïque doen we dat door elk jaar een nieuw thema te willen bedenken. Daarvoor moet je allereerst, zoals dat met een mooi Vlaams woord heet, ‘herbronnen’: fris en fruitig, vanaf nul en vol verwondering, beginnen met nadenken en verzinnen. Dan komen we bijvoorbeeld op het thema geloof. Wil je de geloofshuizen van Rotterdam ontdekken – en die zijn er, ook verborgen in gymzalen en garageboxen – dan loop je vervolgens vanzelf met een onbevangen blik door de stad.

‘Ken je ’t vinden?’
Bij Motel Mozaïque duwen we de deur die we ontdekt hebben open. We kijken wie of wat erachter zit, leren de mensen en het verhaal van die plek kennen, we voegen er iets aan toe: muziek, optredens, kunst, en laten het aan anderen zien. Dus ik loop langs een sloopterrein – o, de schoonheid van een sloopterrein! – ik stap het terrein op, de opzichter vraagt: ‘Ken je ’t vinden?’, we raken aan de praat, hij belt de baas, en van het een komt het ander en zo kan het dat een paar weken later Kyteman op dat sloopterrein, het huidige Timmerhuis, optreedt, met een requiem aan iets waarvan hij afscheid wil nemen om verder te kunnen. Het publiek luistert naar zijn verhaal, met gele bouwhelmen op.

Wat we voor elkaar kunnen doen
Motel Mozaïque leeft bij wederzijdsheid, bij de samenwerking met anderen. Vaak zijn dat mensen uit andere ‘takken’ van de stad. Bouwondernemers. Dominees. Ambtenaren van de gemeente. Huisartsen. Hospicemedewerkers. Maar natuurlijk ook de artiesten en kunstenaars met wie we werken. We zoeken naar een gemeenschappelijk belang, naar hoe we elkaars verhaal kunnen vertellen en naar wat we voor elkaar kunnen doen. Ons publiek mag overnachten in de kerk, de kerk heeft behoefte aan een mooie gevel, wij laten kunstenaars een schildering op de gevel maken. Ik vraag Typhoon om in de brandende zon op een bouwplaats acht concerten te geven voor een ander publiek dan hij gewend is; dat is veelgevraagd, maar ook een manier voor hem om nieuwe dingen uit te proberen en een nieuw publiek voor zich te winnen. 

Met een andere blik bekijken
Er zijn zo veel parels in de stad, de stad heeft zo veel zachte kanten. Laat je die onbekende plekken zien, neem je je publiek, letterlijk, mee naar zo’n plek, dan ga je er anders naar kijken. In een bouwput waait het zand je in de ogen, maar maak er een bezoek van, geef er een optreden of een rondleiding, en je gaat er met een ander gevoel weg. Hetzelfde geldt voor wachtkamers, ondergrondse ruimtes, havengebied, buurten. We hadden een keer een project in een wijk die toen nog niet erg geliefd was. We hadden alle buurtbewoners uitgenodigd en een vijftien meter hoog observatorium neergezet, zodat je de wijk letterlijk met een andere blik kon bekijken. Bij het afbouwen, op maandagochtend, kwam een bewoner naar me toe. Ze zei: ‘Ik voel me nu fijner en veiliger over m’n buurt.’

Ertsbergen van de Maasvlakte
Ik was in IJsland, na de vulkaanuitbarsting in 2010. Door de as waren de witte bergen van het eiland doorweven met zwarte lijnen. Ze deden me denken aan het kunstwerk van Jean Dubuffet, Jardin d’émail, in het Kröller-Müller. Ik kom tegenwoordig graag op de Maasvlakte, en daar liggen ertsbergen. Ze zijn precies als de bergen op IJsland, maar dan andersom: antraciet-zwart met daardoorheen witte strepen. Als de zon erop schijnt flonkert en flikkert het. Die ertsbergen lijken me een mooi decor voor een dansvoorstelling.’