In Iran

8 juni 2017

Ik keek naar het lelijke plafond boven gate C5 en dacht aan mijn kinderen. Ik had gehoopt dat ze nog sliepen op het moment dat ik vertrok, maar ze waren wakker geweest en hadden hun armen om mijn nek geslagen. In de trein naar Schiphol zei ik de hele tijd tegen mezelf: ‘Jij gaat dit leuk vinden, jij gaat dit leuk vinden.’

Ik bekeek de andere mensen bij de gate en het lelijke plafond – de komende tien dagen zou ik veel mooie plafonds zien, maar dat wist ik toen nog niet –, ik kocht een cappuccino van vijf euro, en daarna ging het beter.

Zeven uur later was ik op het vliegveld van Teheran. Buiten was het al donker. Langs de kant van de weg stonden mensen te flyeren – foto’s van presidentskandidaten voor de verkiezingen van overmorgen. Na anderhalf uur waren we bij het hotel. Ik had een heel vol hoofd, terwijl ik eigenlijk nog niks had meegemaakt, en ik viel laat in slaap.

 

laura van mourik tekstschrijver_oversteken

De volgende dag probeerde ik de straten van Teheran over te steken. Een politiebusje zonder sirene scheurde vlak voor me over het zebrapad. Ik wachtte tot er iemand naast me kwam staan die ook moest oversteken. Een paar keer gaf iemand (een vrouw) me een hand, om me te helpen.

De dagen erna reisde ik met de bus naar het zuiden.
Tijdens de eerste busreis draaiden ze een film over een knappe symmetrische dokter en zijn knappe symmetrische vrouw. Op het laatst had de vrouw allemaal rare vlekken in haar gezicht. De dokter kwam op het nippertje naar haar toe, maar hij was toch te laat. Vanuit het paradijs zwaaide ze nog een keer naar hem. Einde.
Op de andere busreizen was geen film, dan keek ik uit het raam.
Ik had weinig gedachten, anders dan thuis, en ook anders dan ik van tevoren had verwacht. Dat kwam misschien ook doordat ik hier zo weinig koffie dronk.

laura-van-mourik-tekstschrijver_iran_bus

In de steden stonden waanzinnig mooie moskeeën, met waanzinnig mooie plafonds. Mijn vriend was er niet bij om de informatie in de reisgids, over hoe oud alles was, en door wie gemaakt, te lezen en voor mij te herhalen, dus ik keek gewoon om me heen en naar boven, en dacht: ‘man, man, wat mooi’, en: ‘ik heb nog nooit zoiets gezien’, en dat was anders, maar ook goed.
Er was één plafond waar het, als je in je handen klapte, zeven keer echode. Een jongen begon een weemoedig lied te zingen, een klein beveiligertje kwam op hem af om hem het zingen te verbieden maar ik was al geraakt door zijn stem, en de echo ervan.

Er waren niet zo veel andere toeristen in Iran. Een paar groepen Franse bejaarden, een kluitje Japanners, wat Franse stelletjes en een aantal loslopende Nederlanders. Je kwam elkaar steeds tegen want iedereen deed hetzelfde rondje. Er waren wel veel Iraanse toeristen, en die maakten veel selfies. Soms wilden mensen ook een selfie met mij. Ik vond dat raar maar ook leuk. Eén keer maakte een jongen stiekem een selfie toen ik langsliep.

laura-van-mourik-tekstschrijver_iran_2_selfie

Het was heel warm in Iran, 37 graden, en ik droeg een hoofddoek. Elke keer als ik water zag, wilde ik erin springen. Veel mensen aten saffraanijs, dat hielp ook tegen de warmte. Of gewoon Magnums.

laura van mourik tekstschrijver_magnumijsje

Na een tijdje ging ik mijn kinderen missen. Als ik eerlijk ben niet hun geluid – hun gegiechel en geneurie en hun vragen en moppen – maar wel hun kinderlijfjes, de smalle schouders, hun zachte huid. Dat ik ze miste merkte ik doordat ik ineens foto’s van Iraanse kinderen ging maken.

laura-van-mourik-tekstschrijver_iran_3_kinderen

Ik ontmoette veel mensen.
Een jongen en een meisje die ook uit ‘Roffa’ kwamen. Zij vonden het verkeer in Teheran een verademing, zeiden ze, na Delhi. Ze praatten heel snel. Bijvoorbeeld over een veertig uur durende treinreis naar Goa, waarbij ze een complete Indiase familie uit hun bed hadden moeten weren, en over een Russische yogalerares die tantrales gaf, wat niets met seks te maken had, maar eigenlijk toch wel.
En ik ontmoette een jongen die al van alles was geweest in zijn leven, maar na de zomer leraar wilde worden, tenminste, misschien, want je kon in je leven zo veel kanten op. We hadden het over duiven, die ik haat maar waarover hij zei dat de meeste een heel vriendelijk karakter hebben, en over onze houding ten aanzien van pindakaas.
Er was de jongen met een koekjeswinkel in Shiraz, wiens broer in Hilversum woonde met zijn Franse vrouw en al twintig jaar Perzische tapijten importeerde.
En de man die me de weg wees die drie jaar op de ambassade in Den Haag had gewerkt, zijn vrouw vond Holland mooi, zei ze, mooier dan Iran. Ze liepen mee tot ik was waar ik moest zijn.
Samira, die ik ontmoette bij de bagagebelt, en haar ouders, die vijftien jaar in Zweden hadden gewoond, hielpen me een taxi te vinden naar Hani, in Teheran. Hani, die me de eerste en de laatste dag daar opving, me goed eten voorzette, aan het lachen maakte, vertelde dat ik mijn hoofddoek tot op mijn achterhoofd kon laten hangen, Nederlandse films had gezien die ik nog moest kijken, alles wist van Geert Wilders en Nick Cave, en me muziek van Dode-Ood liet horen.

Er waren veel momenten in Iran dat ik gelukkig was, meestal wanneer ik naar een mooi plafond keek of praatte met iemand die ik nog niet kende.
Dat ik vaak gelukkig was geweest in Iran, bedacht ik, zoals dat gaat, pas achteraf.

 

DSC_0241_2

 

 

Hier lees je over Madagaskar, hier over Australië, en hier over Frankrijk en Groningen.


Reacties

  • Wat maak je een heerlijke blog.
    Leerzaam!!
    En het verhaal over Iran is zo vlot en luchtig geschreven. En verrassend grappig. Bedankt!

  • Veel herkenbaars en een mooie sfeertekening.

Geef een reactie