Waarom de Finnen zwijgen

2 september 2015

Of we nog een Fin zullen tegenkomen die met ons praat, vragen we ons af.
We zijn nu drie dagen op vakantie, en de Finnen die we tegenkomen wanneer we elkaar passeren op het paadje van de camping, bij een boswandeling, of in de K-market, zeggen geen gedag, knikken niet, sommigen houden hun hoofd naar de grond.
We verwonderen ons. Waarom zwijgen de Finnen?

Zelf zwijgen we niet, wij praten.
Over hoe leeg de snelweg is; mijn zoon juicht als het asfalt zich voor ons uitstrekt: ‘We rijden weer vooraan.’
Over de rimpelloze meren met de houten steigers, en de hemel, die altijd, maar steeds anders, bewolkt is. ‘Kijk, hoe mooi, die wolken,’ zeggen we tegen elkaar, ‘zijn dit echt andere wolken dan in Nederland of lijkt het maar zo, zijn wolken gewoon wolken, en kijken we beter nu we vrij zijn?’
We praten over de overstekende rendieren met hun lieve gezichtjes, en over onze verbazing om een kruispunt te naderen, of een auto met een Nederlands kenteken te zien, en dat we vaker voor een rendier stoppen dan voor een stoplicht.
De kinderen stellen vragen. Waarom zijn hier zoveel kerstboom-bomen? Wonen hier mensen? Wanneer gaan we naar huis, hoe zeg je ‘hondenkak’ in het Fins, en wat is een sauna? En waarom is het water van de waterval zo plonzerig?

We benoemen wat we zien, en zoeken woorden voor wat we doen.
We hebben poerhoutjes nodig om mee in de barbecue te poeren, we drinken berenbier, en mijn vriend wil, als hij in korte broek de tentstokken in elkaar schuift, weten of hij er een beetje Poetin uitziet.
We hebben het over de ruimte hier, hoe vér je kunt kijken, hoe het zou zijn om te wonen in een land waar alleen de bomen je blik tegenhouden; hoe het is als je per persoon zoveel meer plek hebt dan in Nederland.

En we praten over de Finnen.
De Finnen bij ons op de camping stoken een vuurtje, staren naar het meer, en gaan af en toe naar de sauna. Daarna drinken ze bier, naast elkaar op een houten bankje, en ze zwijgen. Soms vertrekken ze met een pannetje naar het bos en komen dan terug met bosbessen of wilde paddenstoelen; in het campingkeukentje maken ze er saus en soep van, ze zeggen niets als je binnenkomt met de afwas, gaan door met roeren.
Misschien wordt praten overschat.

Op een camping in het noorden staat een groep jongens van een jaar of twintig, ze komen uit Oekraïne, ze zien er grauw uit, ze roken sigaretten voor de deur van hun blokhutten, af en toe gaan ze met rugzakken om een heel stuk lopen. Twee van hen lopen ’s avonds langs, ze hebben net gedoucht en ze zingen zachtjes ‘It’s raining men, hallelujah’.

Op een andere camping kampeert een groep Nederlanders. Zij zeggen wel gedag.
De leider vraagt aan mij hoe je risotto klaarmaakt. ‘Risotto klaarmaken op een camping is superonhandig,’ zeg ik.
Er is één lange jongen bij die met zijn bovenlijf schommelt als hij loopt, en als hij drinkt, vouwt hij zijn onderlip om de rand van de beker en gooit zijn hoofd in zijn nek, ik kijk ernaar, het is erg onaantrekkelijk.
Voordat ze beginnen met avondeten bidt de leider. Hij bedankt de Here voor de wandeling van vandaag, en voor hun samen-zijn. Het woord ‘Here’ zegt hij heel vaak. Zodra hij is uitgesproken roept de lange jongen: ‘Zo, amen, en nu eten.’

Er is ook een Finse vrouw met haar dochtertje op de camping, ze maakt eten klaar op een gasbrandertje, niet in de keuken, zoals de Nederlandse groep en wij, maar bij het kampvuur. Behendig, alsof ze altijd zo kookt. Ze kijken alleen kort op als ik gedag zeg.

Misschien dat de schoonheid van de natuur – de zilverberken, de bosgrond die bedekt is met knalgroen mos, roodbruine eekhoorntjes, rendieren met lieve gezichtjes – erom vraagt dat je je mond houdt, een soort gepaste stilte, die het zwijgen zou verklaren.
Of misschien valt er gewoon niet zo veel te bespreken, als je zo weinig mensen om je heen hebt en zo veel natuur?
We proberen te bedenken wanneer wij voor het laatst met zijn vieren hebben gezwegen, daar moeten we lang over nadenken, het lijkt wel alsof we op vakantie juist meer zijn gaan praten.

Dan, op de laatste dag, we drinken nog even koffie voordat we naar Helsinki rijden, loopt er een man langs ons, hij knikt, wijst naar boven en zegt: ‘Mooi weer, vandaag.’
We kijken elkaar aan, en we lachen, het is een opgelucht lachen, alsof de hemel ineens veel blauwer is nu een Fin die heeft benoemd.

 

 

Hier zaten we in een bus op Madagaskar, hier zat ik met een vage gast in de bush, en hier was ik in mijn eentje in Iran.

 


Reacties

  • En nu wil ik nog maar één ding: morgen naar Finland.
    In een paar alinea’s krijg je voor elkaar waar anderen een heel boek voor nodig hebben. Kan iemand deze prachtige tekst zo snel mogelijk in het Fins vertalen? De Finnen moeten dit namelijk zelf ook lezen. Het zal het einde inluiden van hun bijna spreekwoordelijke somberheid.

    • Haha, dank je, Arie!

  • Ik kwam toevallig op je Blog via een tip van Tessa. Heerlijke schrijfstijl heb je! Over de gewoonten van finnen is een vermakelijk boek geschreven door de Duitse filosoof Wolfram Eilenberger: Finnen von Sinnen. Ik kocht het ooit toen ik me op vakantie in Duitsland verveelde. Niet zwaar want het gaat over zijn belevenissen in het land naar aanleiding van zijn relatie met een finse voormalig basketbalster. Er is inderdaad veel grappigs te melden. Zo schijnt ‘Ik hou van jou’ in het Fins een groot aantal lettergrepen te omvatten. Maar omdat ze zo weinig praten volstaan de eerste twee. Kiitos voor je leuke verhaal.

    • hi wowter, dank je voor je reactie, leuk. dus de finnen zeggen de hele tijd niets, en als ze dan ‘ik hou van jou’ zeggen, raffelen ze het af? haha!

  • Mooi verhaal Laura. ‘Misschien wordt praten overschat’

    Wat óók geinig is aan de Finnen is hun relatie met beren. De eerste keer dat ik er was (’s winters) viel me op dat veel Finnen desgevraagd vertelden dat ze 1x in hun leven een beer in het echt hadden gezien.
    De tweede keer, ’s zomers, ben ik er een mini-studie van gaan maken, en dat sterkte mij in mijn (uiteraard aan alle kanten rammelende) theorie dat er in Finland een apart soort ‘bezorgbeer’ actief is. Die belt dan 1x in hun leven aan bij een Finse familie en vertelt dat ze vanaf nu aan iedereen met droge ogen kunnen vertellen dat ze een levende beer hebben gezien. Beer vinkt naam van de familie af en kruipt weer lekker in zijn hol. Morgen weer een nieuwe familie.
    Dit is natuurlijk nét niet wetenschappelijk onderbouwd, maar ik ga een volgende keer in Finland gewoon door met vragen naar hun once-in-a-lifetime-bear-experience. (En bedenk ik me nu pas: zo krijg je ze misschien aan het praten?)

    • Geweldig verhaal, Leo! Een blog op zich 🙂
      ‘Wetenschappelijk onderbouwd’ wordt overschat, joh, doe mij maar dit soort mooie verhalen. Thanks.

  • koirankakka! Ga ik door voor de koelkast?

Geef een reactie