Rotterdamse Dakendagen-directeur

 

Het magazine ‘Toekomst’ is in najaar 2020 het afscheidskado aan de stad van vertrekkend Rotterdam Festivals-directeur  Johan Moerman. Hij laat hierin festivalorganisatoren en -directeuren vertellen over hun wensen en dromen voor Rotterdam. Ik interviewde onder meer Lén van Geest, directeur van de Rotterdamse Dakendagen. Léon:

‘Ik droom ervan dat je terloops tegen elkaar zegt: ‘Kom, we lopen even over het dak, da’s een leuke route.’’’

Het hele ‘Toekomst’-magazine blader je hier door.

 

Léon van Geest, directeur Rotterdamse Dakendagen

‘Van een stad kun je houden zoals van een familielid of een geliefde. Ik hou van Rotterdam om de mensen die ze herbergt, de gebouwen die ze heeft neergezet, om haar prettige, open karakter. Veel grote steden willen als een dorp zijn voor hun bewoners, knus en gezellig. Rotterdam richt haar blik juist naar buiten, met al haar inwoners, met hun verschillende achtergronden en afkomsten, en met al haar gebouwen, die het gevoel voor ruimte nooit in de weg staan. De stad is als een legobouwwerk dat nooit af is en waar we met z’n allen aan bouwen. Dat Rotterdam zo open is, maakt dat ik me zelf ook openstel voor nieuwe ervaringen, nieuwe mensen.

Dak der daken
Toen ik twintig was stond ik op het dak der daken. In Marseille had Le Corbusier in 1952 het ‘Unité d’Habitation’ ontworpen. Een multifunctioneel flatgebouw met een dak met onder meer een zwembad, een tuin en een hardloopbaan. Ik stond op dat dak en keek naar de kinderen die in het water speelden, de mensen die met elkaar zaten te praten, en het voelde vanzelfsprekend. Ja, natuurlijk, dacht ik, dit is waarvoor je een dak ook kunt gebruiken.

Samen naar het uitzicht kijken
Kijk, een dak is gewoon een fijne plek om te zijn. Je voelt de wind, je ziet de horizon, je eigen stad strekt zich voor je uit – en dan heb ik je nog niet eens een drankje aangereikt. Met de Rotterdamse Dakendagen zetten we dat in. Met verschillende organisaties uit de stad, op architectuurgebied, maar ook cultureel, maatschappelijk, sociaal. Zodat je naar een voorstelling van Conny Jansen Danst kunt, maar ook naar een film of een debat over de stad. Met ons festival vieren we de daken en de architectuur die we hier hebben met elkaar: een geboren en getogen Crooswijker staat tijdens de Rotterdamse Dakendagen naast een nieuwe Rotterdammer van het uitzicht te genieten. Wat ze delen is de liefde en de trots voor hun stad.

Onontgonnen daklandschap
Maar ons festival is vooral een middel om letterlijk, en aan zo veel mogelijk mensen, te laten zien: kijk eens hoeveel ruimte we nog hebben met elkaar. Denk aan de binnenstad, beneden je, die steeds dichter bewoond, drukker bevolkt en versteender wordt, en kijk vervolgens om je heen naar alle platte daken die we rijk zijn. Er strekt zich een onontgonnen daklandschap voor ons uit. Laten we het met elkaar ontginnen, en zo meer leefruimte scheppen voor de mensen die in Rotterdam wonen, en voor de mensen die er komen. Daar moeten we nog wel wat voor doen.

Daken zijn eilandjes
Daken zijn nu nog eilandjes: je moet eerst het ene dak af, naar beneden, en de trap op om op het andere dak te komen. Het wordt pas echt interessant als je rechtstreeks van het ene naar het andere dak kunt komen. We zijn bezig met het project Rotterdam Rooftop Walk, met Winy Maas. Je neemt een trap omhoog – denk even aan De Trap in 2016 naar het Groot Handelsgebouw – en maakt een wandeling over de daken van de gebouwen rond de Coolsingel. Rotterdam Rooftop Walk zou een mooie stap zijn om daken meer met elkaar te verbinden. Maar mijn droom gaat verder.

‘Kom, we lopen even over het dak’
Als je wil dat daken voor zo veel mogelijk leefruimte zorgen, dan zul je ze niet alleen met elkaar, maar ook met de stad beneden moeten verbinden, met de stad die we al hebben, de ‘begane grond’. Doe je dat niet, dan ontstaat er een aparte, tweede stad in de hoogte voor de happy few, een soort elitaire dakcultuur. In mijn toekomstdroom zijn daken juist voor iedereen toegankelijk. Het hele jaar door. Als een vanzelfsprekend onderdeel van de stad zelf. Ik droom ervan dat je op een doodgewone dag door de binnenstad loopt en terloops tegen elkaar zegt: ‘Kom, we lopen even over het dak, da’s een leuke route.’’