Gymleraar

Stichting Boor is verantwoordelijk voor het onderwijs van 78 Rotterdamse scholen (openbaar en speciaal basis- en voortgezet onderwijs.) In hun magazine BOORiMagazine vertellen ze over de mensen die op deze scholen werken.

Ik interviewde Bastian Zoon, gymleraar op een basisschool in Oud-Charlois. Hij kreeg 69 leerlingen zo ver dat ze op hun vrije zaterdag meeliepen met de KidsRun. En ik sprak twee leerlingen die meedoen. Ajay (7): ‘Ik wil Duartes moeder inhalen. Maar dat lukt wel, denk ik.’

Je leest het interview hieronder en hier.
(Als je het leuk vindt: gesprekken die ik met tienjarige Rotterdammers voerde lees je hier.)

 

KidsRun: met een brede lach over de finish

Hoe krijg je kinderen zo ver dat ze een kilometer hardlopen, voor de lol, op hun vrije zaterdag? Bastian Zoon is Lekker Fit-gymleraar van obs De Triangel. Dit jaar lopen 69 leerlingen van zijn school mee met de KidsRun, een hardloopwedstrijd midden in de stad, één dag voor de Marathon Rotterdam.

Zelf liep Bastian die marathon drie keer – zijn snelste tijd was 3 uur en 27 minuten. Bij een van die keren zag hij een aankondiging voor de KidsRun: kinderen lopen één of tweeënhalve kilometer hard, op een deel van het parcours waar de dag erop de marathon plaatsvindt. Bastian: ‘In 2012 begonnen we met 26 kinderen, het jaar erna liepen er al 52 kinderen mee, dit jaar zijn we met 69 leerlingen.’

Keihard van start
Tijdens de gymles maakt Bastian zijn leerlingen enthousiast voor de wedstrijd. Bastian: ‘Ik geef ze om te beginnen een beeld van hoeveel één kilometer is. Een rondje gymzaal is ongeveer 50 meter. “Jongens,” zeg ik dan, “voor de KidsRun moet je dus twintig keer de gymzaal rond.” Vervolgens laat ik ze alvast tien rondjes rennen, zodat ze ervaren hoe het voelt. Als je jong bent is het bovendien lastig om je snelheid in te schatten; veel kinderen gaan, net als bij de Coopertest, keihard van start, en haken na 100 meter uitgeput af. Het inschatten van je snelheid is iets wat je moet leren.’ Kinderen die twijfelen stelt hij gerust: als je moe wordt, mag je best een stukje wandelen. En hij zorgt ervoor dat kinderen zich ook echt inschrijven. ‘Er zijn kinderen die op alles ja zeggen en het daarna vergeten.’ Voor elk groepje kinderen is een coach nodig. Ouders kunnen zich hiervoor aanmelden. Bastian: ‘Dit jaar rennen er negentien ouders mee. En twee juffen: dat werkt extra motiverend, voor een klas.’
Het trainen zelf moeten de kinderen thuis doen, al helpt het dat ze op de Triangel, als Lekker Fit-school, drie keer per week gym hebben en er veel naschoolse sportactiviteiten zijn.

‘Ik win vaak van mijn vader’
Jadelice (groep 6, 10 jaar) loopt voor de derde keer mee, dit jaar voor het eerst de tweeënhalve kilometer. Ze loopt met haar vader, als zijn enkelblessure tenminste op tijd over is, en met haar vriendin Jip, uit haar klas. Als voorbereiding rent ze regelmatig rondjes door haar straat. Jadelice: ‘En op de dag van de wedstrijd loop ik nog één rondje door de buurt, en dan ben ik er klaar voor.’ Veel hoeft ze verder niet te trainen, want ze rent uit zichzelf al heel hard: wanneer ze een wedstrijdje met haar vader doet, wint zij meestal. En ’s ochtends rent ze vaak naar school, al is dat ook weleens omdat ze te laat is.
Jadelice houdt gewoon van rennen, en vooral van steeds sneller worden. Samen met anderen hardlopen, zoals met Jip en nog een paar klasgenoten, is extra fijn: ‘Want je kunt tijdens het lopen met elkaar praten, en daardoor word je minder snel moe.’ En je krijgt een medaille na afloop. Jadelice: ‘Ik heb nu twee medailles. Ze hangen aan een haakje in mijn kledingkast. Elke keer als ik de kastdeur opendoe, zie ik ze daar hangen en denk ik: dat was echt leuk. Maar uiteindelijk vind ik het rennen zelf het allerleukst.’

‘De loopband houdt me niet bij’
Ajay (groep 4, 7 jaar) doet dit jaar voor het eerst mee met de KidsRun. Hij heeft een missie: sneller zijn dan zijn vader en broer. Duartes moeder wil hij trouwens ook inhalen, maar dat lukt hem wel. Hij traint door veel buiten te spelen. En met tikkertje doen en boompje wisselen op het schoolplein moet je ook veel rennen. Hij is hoe dan ook sportief, want hij heeft drie keer per week schoolgym, en hij zit op zwemmen en judo – hij heeft al de bruine slip. Ajay: ‘Ik druk ook vaak op, op mijn vuisten, net zolang tot ik moe ben, daar word je ook sterk van.’ Soms gaat hij op zondag met zijn vader mee naar de sportschool, dan mag hij op de loopband, al houdt die loopband Ajays tempo niet goed bij.
Wat trouwens belangrijk is bij het hardlopen: dat je goede strakke schoenen draagt, die niet zomaar van je voeten af kunnen vliegen. Ajay: ‘Met strakke schoenen ben je altijd sneller.’ Hij vindt het fijn dat je een medaille krijgt, ook wanneer je niet als eerste, tweede of derde binnenkomt. Ajay: ‘Zelfs als je duizendste bent, krijg je tóch een medaille.’

Met een lach over de finish
Het mooie van zo’n run, zegt Bastian, is dat je als kind iets bereikt waarvan je misschien niet dacht dat je het kon. ‘Sommige kinderen worden moe, maar dan horen ze de mensen langs de kant juichen en klappen, en hop, ze kunnen weer door. En of ze er nu lang of kort over doen: alle kinderen komen met een brede lach over de finish.’
De marathon is een ultieme prestatie, en de KidsRun ziet Bastian als een soort miniversie ervan: je ervaart hoe het is om door te zetten, over de finishstreep te komen, een medaille te krijgen. Bovendien is het een opstapje naar meer bewegen, naar langere afstanden, naar, wie weet, ooit, over tien jaar, een hele marathon. Maar het is vooral een manier om te voelen wat bewegen met je doet.

Tien jumping jacks
Bastian: ‘Sporten houdt je op de eerste plaats fit. Maar het doet veel meer met je. Het helpt je ook een goed gevoel over jezelf te krijgen – met dank aan alle lekkere stofjes die je tijdens het sporten aanmaakt – en sporten helpt je om ook in de rest van je leven gezondere keuzes te maken. En, wat ook interessant is: uit onderzoek blijkt dat wanneer je sport, je resultaten op school verbeteren. Letterlijk zelfs: bewegend leer je beter. Ik las dat kinderen die sommetjes maken en tegelijkertijd tien jumping jacks doen, dat rekenwerk beter maken dan kinderen die tijdens het rekenen stil zitten.’