Kunstenaar

20 november 2018

Kunstenaar Thea van Doorn vroeg me om voor haar boek Vreemde gasten mensen te interviewen over haar tekeningen en schilderijen van de afgelopen tien jaar. Ik sprak onder meer fotograaf Vincent Mentzel, gitarist Henk Sprenger en illustrator Francien Verhulst.

Dit is de cover:

De interviews lees je helemaal hieronder. Dit is wat Thea over mijn teksten zei:

Vreemde gasten werd gemaakt door Edwige Leblay (productie), Andreia Costa (vormgeving), Maarten Laupman (fotografie), Sanneke van Hassel (eindredactie) en Mieke Peeters (correcties).

Voor meer werk van Thea, zie haar Facebookpagina.

Foto © Maarten Laupman

 

Interviews

 

Thea van Doorn

Een boek van mijn werk maken betekent honderden tekeningen door m’n handen laten gaan. Het betekent ook opruimen en wegdoen. Af en toe moest ik aan de kunstenaar Otto Dicke denken. Ooit legde hij modeltekeningen waarover hij niet tevreden was bij het vuil. Iemand vond ze, hij zag ze terug en was er nog net zo ontevreden over. Dus wat weg kan, verscheur ik in stukken, die ik in de papierbak gooi.

Selecteren doe ik op gevoel. Een slap hoofdje maakt de ene tekening matig en een andere tekening leuk, vol is de ene keer prima, en een andere keer te veel. Werk van tien jaar terug kan ik makkelijker beoordelen. Tekeningen of schilderijen waarover ik ooit aarzelde, kan ik nu alsnog goed vinden. Soms ben ik zelfs aangenaam verrast. De afstand helpt.

O, en dan al die iPad-tekeningen. Voor het boek nam ik ze allemaal door. Voor een extra kritische blik vergrootte ik ze, en ontdekte oneffenheden, door de snelle manier van werken. Dus verbeteren, inkleuren, opvullen – eindeloos. Een papieren tekening heeft een duidelijk einde, bij het iPad-werk houdt het nooit op.

In dit boek staat alleen het werk dat ik zelf de moeite waard vind en soms zelfs kan denken: goh, dat ik dit heb gemaakt.

Wat gaan we zien? Mensen, natuurlijk, veel mensen. Vrienden en familie die ik graag om me heen heb, om het genoegen van ‘onder de mensen zijn’. Dat kan ook met onbekenden, in een café, of in een zaal bij het optreden van muzikanten. Als er maar energie, levendigheid, warmte is.

Ik ben tevreden over mijn tekening van de moeder met kind, in houtskool, waarmee je van dat lekkere, intens diepe zwart krijgt. Een goed gevangen moment, ook omdat het niet zoetsappig wordt. Maar ook over het werk van twee nichtjes op de bank, elkaar rakelings aankijkend, en over de drie dames, elk verdiept in een eigen wereld, elk er het hare van denkend. Of het optreden van de band Kapok. Een sobere serie, waarin je de energie en de essentie van hun muziek voelt.

Mijn werk van de afgelopen tien jaar zou je kunnen verdelen in drie categorieën.
Vrouw & Hond, rare wezentjes, figuurtjes. Op vierkante kartonnetjes van Van Beek, waarop ik met een penseeltje werk. Fantasievol, kleurrijk, bijna versierend tekenen. Meditatief, misschien wel.
Er zijn de tekeningen, waarin ik probeer het moment te vangen van een gezelschap, een gesprek, de sfeer. Het fijnst is wanneer mensen bij elkaar aan tafel zitten en ik niet hoef mee te praten. En dan het overzichtelijke oppervlak van het papier; ik heb de boel in de hand.
En dan is er nog mijn grotere werk, de schilderijen die ik in mijn atelier op Zuid maak. Dat is andere koek. Voordat ik begin weet ik een paar dingen goed: er moet rust in zitten, niet het snelle, gehaaste van de tekeningen. En ik wil niet dat het sentimentelig wordt, geen lieve tafereeltjes. Liever wringt er iets. Schilderen geeft me van tevoren vaak een moeilijk, zwaar gevoel. Eenmaal in mijn atelier ga ik eerst eten, theezetten, kijken naar wat ik tot nog toe aan het schilderij heb gedaan. Daarna begin ik, begint het geploeter. Maar weet je, als het lukt – ik kan me geen heerlijker, dieper, intenser gevoel voorstellen.

Je moet het jezelf nooit te makkelijk maken. Vooral in het schilderen wil ik verder. Me richten op de vlakken, niet terugvallen op de lijnen, die mijn kracht en houvast zijn bij het tekenen. Nieuwe dingen leren. Niet om een vervolmaakt schilderij te maken, maar wel om beter te worden in wat ik nog niet goed kan. Sommige schildertechnieken heb ik nooit geleerd op de academie, met schaduwen werken, bijvoorbeeld, of portretschilderen. Dit tekort aan informatie nodigt uit tot lef en brutaliteit om het zelf uit te zoeken.

 

Illustrator Francien Verhulst ~ ‘Tas op schoot, schetsblok eruit, pennen op tafel’

Thea kwam in mijn leven toen ik zes was en wij naast haar kwamen wonen. In mijn herinnering zaten mijn moeder en zij altijd koffie met elkaar te drinken. Ik weet niet beter of Thea zat dan te tekenen. Zodra ze binnen was: tas op schoot, schetsblok eruit, pennen op tafel. Het leek vroeger wel alsof er viltstiften aan haar handen zaten.

Ik was graag bij Thea thuis. Als kind al vond ik het fijn als er veel om me heen te zien was, en aan Thea’s huis kon ik me echt laven; het was er vol en veel, geen theekopje was hetzelfde, het ene een kapot oortje, het andere een gekarteld randje, en op de bank lagen plaids en kussens in allerlei kleuren en texturen.

Vroeger tekende ik al veel. Thuis, maar zeker wanneer ik bij Thea was. Er was altijd materiaal om te schilderen en tekenen. Bovendien heerste er een prettige rust en ontspanning. Thea was vaak thuis, bij de kinderen, en leek nooit haast te hebben.

Door Thea kwam ik erachter dat het een optie was om van tekenen je beroep te maken. En ze leerde me praktische dingen: hoe je verf mengt, hoe je papier opspant, wat er gebeurt als je met een donkere of juist lichte ondergrond begint. Maar wat ik vooral van haar leerde is een soort vertrouwen van waaruit je kunt tekenen. Dat je gewoon kunt beginnen, dat je niet per se een kunstwerk hoeft te maken, dat er niets verkeerd kan gaan. Hierdoor werk je licht en ontspannen. Mijn stijl is anders dan die van Thea, ik schilder niet meer en ik werk veel toegepaster dan zij. Maar het ontspannen tekenen, met het vertrouwen dat je werk tijdens het tekenen ontstaat, tekenen vanuit je handen en je hart, zonder van tevoren diep na te denken over wat het moet worden, dat is een sterke overeenkomst tussen ons.

In Thea’s tekeningen zit vaak humor, terloopse grapjes – een vrouw met apart haar of gekke, grote ogen –, waardoor het natuurlijk, niet-ingestudeerd voelt. Met haar abstractere werken heb ik minder dan met wat ik maar even haar ‘koffiewerken’ noem. Die eerste voelen meer alsof erover nagedacht is, alsof er geploeter aan voorafging. Ik vind het losse, vrije van haar ‘koffiewerken’ en van haar muzikanten en dansers, juist zo mooi. Vaak lijken die tekeningen niet helemaal af, alsof Thea het op een later moment nog komt afmaken. Daardoor blijft het voor mij leven.

Thea’s tekeningen zijn momentopnames. Je krijgt een inkijkje in het dagelijkse leven, alsof je er zelf bij bent. De ontspanning waarmee ze tekent heb ik van haar ‘afgekeken’. Maar ik zie er ook de rust in terug; hoe ze was met ons, de kinderen, dat het fijn was bij haar thuis. Op haar tekeningen zie je mensen die het naar hun zin hebben, of die er gewoon ‘zijn’, niet meer, niet minder. Echt en oprecht.

 

Paul Peteri, Thea’s man ~ ‘Zo zitten we dan. Ik lees de krant, Thea tekent.’

’s Ochtends, als het licht aan de kant van de tuin staat, zitten Thea en ik graag samen in de keuken, in wat ik de kombuis noem, het bankje rond de tafel bij het tuinraam. Ik lees de krant. Ik ben in te veel onderwerpen geïnteresseerd – sport, cultuur, de krankzinnige wereld waarin we leven -, dat kan eigenlijk niet, er is altijd nog zo veel meer te doen, dingen in huis, oude elektrische gitaarversterkers waar ik nog wat mee moet. En ik ben een langzame lezer, wil alles snappen, verlies me soms in details. Zo zitten we dan. Ik lees de krant, Thea tekent.

Thea tekent me al sinds we elkaar kennen, nu zo’n tweeëndertig jaar. Ik poseer niet, nooit gedaan ook. Ik doe gewoon wat ik op dat moment doe, en ondertussen word ik getekend. Ik ben nu eenmaal, zoals Thea het zegt, het dichtst in de buurt: van alle onderwerpen de beschikbaarste. Haar tekeningen van mij lijken niet echt, maar toch ben ik het. Af en toe moet ik lachen, dan denk ik: nu heb je er wel iets heel geks van gemaakt. Maar ik denk nooit: wat heeft ze me raar neergezet.

Thea’s stijl en hoe ze werkt zijn weinig veranderd door de jaren heen. Ik zie Thea’s wezen erin terug, hoe ze in het leven staat. Haar werk is impulsief, intuïtief, kleurrijk. Er zit dynamiek in, humor en vrolijkheid. Ze zal nooit van tevoren schetsen maken, haar gevoel is leidend. Er is af en toe wel die twijfel, over dat haar werk niet voldoende wordt opgemerkt, er meer verkocht mag worden, maar die twijfel zie je nooit terug in haar tekeningen. Nu en dan probeert ze dingen uit, abstracte doeken, een stilleven hier en daar, ze maakte prachtige tekeningen van honden en kan, als het moet, keurige portretten maken, met neuzen en kinnetjes die lijken, maar dan zegt ze: ‘Nou en?’

Haar ankerpunt blijft altijd: mensen. Mensen aan tafel, televisie kijkend, lezend, kinderen die met elkaar op de bank hangen. De Vrouw & Hond, die ze uit haar hoofd tekent, en, sinds een jaar of tien, muzikanten.

Ik ben soms kritisch. Vooral op haar muziektekeningen. Ik weet dat ze niet van priegelen houdt, maar af en toe tekent ze een hoofd dat er maar half op staat, dan denk ik: dat hoofd had wel heel gemogen. Bij concerten zit ik vaak naast haar. Dan tekent ze in het donker, op haar iPad, vrij wild en onbeheerst. ‘Doe die gitaar nou wat beter,’ zeg ik dan, ‘pas even die twee lijntjes aan.’ Maar ze trekt zich nooit wat van me aan. En tegelijkertijd zie ik ook hoe knap ze de bewegingen van de muziek en de energie van de muzikanten weet te vangen.

Als het leven even lastig is of ze heeft het gewoon niet zo naar haar zin, zie ik haar soms zitten, in de voorkamer, met de zelf gesneden vierkante kartonnetjes van Van Beek; hoe ze haar Vrouw & Hond-portretjes maakt, met de geometrische vormen die ze dan tekent, de diagonalen, patronen, wiebertjes. Tijdens het tekenen staat zij aan het roer. Op zulke momenten werkt het tekenen, vermoed ik, bijna troostend voor haar.

Je ziet weleens mensen die decennialang bij elkaar zijn en op elkaar gaan lijken, alsof ze één persoon zijn geworden. Thea en ik hebben dat, gelukkig, niet. Zij heeft haar intuïtieve, impulsieve kant, ik ben de precieze, gestructureerde; ik was het bordje nog een keer af. Ik hou ervan om met haar te ontbijten. Bak ik eieren, zitten we samen in de kombuis, in de ochtendzon. ‘Teken jij nou eens mee,’ zegt ze soms tegen me, ‘je kunt het.’ Maar daar zie ik tegen op. Ik voel bij voorbaat al de frustratie, dat de lijnen niet zo zullen lopen als ik ze had gewenst.

 

Fotograaf Vincent Mentzel ~ ‘Hele verhalen kun je bij haar tekeningen verzinnen.’

Zoals Carmiggelt aan een cafétafeltje zat en opschreef wat hij zag, zo kijkt en luistert Thea, en verbeeldt dat. Ze tekent bijna altijd vanuit dezelfde hoek: een beetje schuin van bovenaf. Alsof ze zeggen wil: ‘Ik hoor erbij, maar niet helemaal’. Ze kletst mee met het gezelschap, maar zit het liefst zwijgend op haar iPad te tekenen.

Haar werk doet bijna fotografisch aan, het is, zoals ze dat op de Academie noemden, ‘naar de natuur getekend’. Ze zet een paar schetsen en je weet meteen wie het is. Niet dat ze mensen een-op-een natekent, maar je herkent hun houding; iemands eigenwijze koppie, de manier waarop een vrouw haar haar draagt.

Hele verhalen kun je bij haar tekeningen verzinnen. Bij de blik op iemands gezicht en de gesprekken van de geportretteerden, maar ook bij de symboliek van een pop, hondje of wijnglas in de hoek van een tekening. Op het portret van de drie dames voel je dat de middelste dame het moeilijk heeft, en dat de vrouw rechts iets zegt als: ‘O, meid, wat erg’, terwijl de vrouw links denkt: ach, dit hebben we al vaker meegemaakt.

Er zit veel herkenbaars in Thea’s tekeningen. Zoals de afwachtende houding van de moeder in ‘Maria schrijft’: je herkent die mengeling van trots dat je kind al een beetje kan schrijven, maar ook van het lichte ongeduld – er zit iets verbetens in het mondje van de moeder. De verstoorde manier waarop de man in ‘Ruurlo’ opkijkt, doet me denken aan mijn vrouw en dochter wanneer ik een foto van ze maak. ‘Ben je nu alweer bezig?’ vragen ze dan. De man hier zegt ook zoiets tegen Thea. Ondertussen tekent zij onverstoorbaar verder, en geeft iets spottends aan haar tekening: ze geeft hem een streep als mond.

Thea heeft nu die iPad ontdekt, ze hoeft geen potjes en pennetjes meer mee te sjouwen om haar gang te gaan. Ze is er behendig mee, werkt op de iPad met dezelfde vaste hand als bij haar papiertekeningen, als je niet beter weet zou je denken dat ze met pen en inkt in de weer is geweest. Verrek – je moet er niet aan denken dat ze dat ding kwijtraakt.

Zou je een tafel vol kunstwerken hebben, dan pik je Thea’s werk er als eerste uit. Het is ‘oogtrekkend’: je wilt weten wat er op de tekening gebeurt. Maar het is ook de warmte in haar werk waaraan je ziet dat ze van mensen houdt. Bovenal herken je haar stijl meteen. Ah, denk je dan, dat is een Thea van Doorn. Het is ook jaloezie van mij, hè. Dat ik denk: dit had ik ook willen kunnen. Met een gezelschap aan tafel zitten, een beetje kletsen en luisteren, en vervolgens, alsof het niets is, met een paar machtige, zorgvuldige streken, een spectaculair mooi portret maken.

 

Gitarist Henk Sprenger ~ ‘Het lijkt niet. Maar ze is het precies.’

In de jaren tachtig kamperen we met drie gezinnen op een boerderijcamping in Friesland. De levens van Paul en Thea, mijn vrouw Sietske en mij, en Leontien en Wouter raakten in de loop van de jaren met elkaar verweven: kinderen op dezelfde basisschool, een schoolmusical die we organiseerden, de tekenles van Thea op de creatieve middag. Er zijn vriendschappen ontstaan.

Op die camping in Friesland heb ik mijn gitaar bij me – ik ga nooit zonder instrument op vakantie. Wouter blijkt zijn trombone bij zich te hebben, Paul zijn gitaar. Het samen muziek maken gaat vanzelf. Soms ga ik ergens onder een boom zitten en sluit Paul vervolgens aan, of Wouter. Je zit bij elkaar, vraagt: wat zullen we spelen? Even weet je niets, terwijl er zo veel nummers zijn, en dan, na dat korte moment van stilte, oppert iemand ‘All of Me’, of ‘Autumn Leaves’, en begin je gewoon. Traditionele jazz, liedjes uit het American Songbook, Cole Porter, Gershwin. Thea zit verderop met haar schetsboek. Ze maakt de ene na de andere tekening van ons, toch merk ik nauwelijks dat ze dit doet.

Op het eerste gezicht lijkt alles in Thea’s tekeningen ‘ongeveer’, maar ondertussen haalt ze zo treffend iemands karakter naar voren dat je denkt: hoe krijgt ze het in godsnaam voor elkaar?

Ik zie mijn eigen werkelijkheid weerspiegeld in Thea’s werk: het gezinsleven, het gescharrel van kinderen in een woonkamer, aan het strand, huiswerk maken aan tafel, een boek lezen op de bank. En ik herken mezelf als muzikant erin. Zoals Thea me tekent, zo zit ik inderdaad te spelen; niet in de keurige houding die ik ooit leerde op het conservatorium, maar hoe mijn hele lijf met muziek bezig is, hoe ik me laat meeslepen, simpelweg doordat ik niet anders kan dan zo, op deze manier, muziek maken.

Muziek is voor mij een manier om me te uiten, om met het leven, met anderen, met mezelf om te gaan. Als ik niet blij ben, is muziek maken het enige dat helpt. Ik heb het haar nooit gevraagd, maar ik vermoed dat tekenen voor Thea hetzelfde betekent: als een manier om je prettig te voelen, als iets wat nu eenmaal moet.

Begin 2000, bij een opening van een expositie bij haar thuis, vraagt Thea me schuchter of ze een stukje mee mag spelen op haar bongo. We spelen op het podiumpje op de benedenverdieping, daar waar de gitaarversterkers van Paul staan.

Voor percussie heb je ritmegevoel nodig, maar het belangrijkste is dat je je verplaatst in de andere muzikanten. Een percussionist hoeft niet virtuoos of knap te spelen maar functioneel: je moet een raamwerk bouwen waarbinnen de anderen hun gang gaan. Weinig amateurs kunnen dat. Thea kan het wel. Ze is allereerst muzikaal, ze kan goed in ‘de time’ spelen, en met de ‘swing feel’ meegaan; de tel in drieën, het typerende van jazz, of juist de straight 8’s, als we latin spelen.

Misschien zit hier de overeenkomst met hoe Thea tekent: goed kunnen luisteren, goed kunnen kijken, en vervolgens geruisloos mee spelen, ongemerkt tekenen. Het is die ongemerktheid waardoor anderen zichzelf blijven en tot hun volste recht komen wanneer Thea ze tekent. Of ze nu een kop thee drinken aan de keukentafel of ‘Autumn Leaves’ spelen onder een boom.

 

 

 

Heinekenbrouwerij

21 september 2016

Het Groene Hart gaat over de Heinekenbrouwerij in Crooswijk, een initiatief van Dik Vuik en Erika Blikman.
Het vertelt de verhalen van de oud-medewerkers. Van de boekhouder tot de vertegenwoordiger, van de koffiejuffrouw tot de directeur. ‘Als je er maar lang genoeg werkte,’ vertelt een van hen, ‘dan krijg je vanzelf een groen hart.’
Ik bedacht de opbouw en structuur voor het boek, en herschreef de teksten.

Asako Takahashi deed de vormgeving. Op haar site kun je door het boek bladeren.

heineken_def

 

 

Reisgids naar huis

14 november 2014

Reisgids naar huis is een handboek voor ouders van te vroeg geboren kinderen.
Ik interviewde vaders en moeders over hun ervaringen. Mijn eigen dochter werd zes weken te vroeg geboren. (Hier lees je een blog over het maken van Reisgids naar huis).
Reisgids naar huis is uitgegeven door Trichis.
Hieronder een illustratie uit het boek (gemaakt door Hanneke Siemensma).

 

haas-egel-jpeg-3