Ik moet heel even over dit hekje hangen

4 maart 2014

Tessa en ik gingen de halve marathon lopen. Het was een wedstrijd. Er deden ongeveer 200 mensen mee.
‘Het maakt niemand wat uit of we hard of zacht lopen,’ zeiden we tegen elkaar. ‘Wij lopen voor de lol.’ Dat zeiden we een paar keer, tot we er bijna in geloofden.

Toen ik haar had opgepikt met de auto zei ik: ‘Ik zeg nu even niks want ik kan niet autorijden, tomtom luisteren én praten.’
‘O ja,’ had Tessa gezegd, ‘dat weet ik nog van de vorige keer. Ik praat wel.’
Wat later zei ze: ‘Ik praat veel hè, oh, niet normaal.’

Bij de start aangekomen checkten we tweemaal of we dubbele knopen in onze veters hadden gelegd en of we het startbewijs recht op ons T-shirt hadden gespeld, en we gingen vier keer naar de wc.

Toen begon de wedstrijd. We liepen langs weilanden en een soort ossen.
‘Ik heb trouwens een huis gekocht,’ zei Tessa. ‘Met drie slaapkamers.’
‘En een tuin?’ vroeg ik.
‘Ja, 500 vierkante meter.’
‘Maar hoe doe je dat dan met onkruid en zo?’
Daar hadden we het over.
‘Ben je zwanger eigenlijk?’ vroeg ik toen.
‘Nee. Jij?’
‘Nee joh.’

We moesten over een wildrooster en een betonnen bruggetje.
‘We lopen nu 5.57,’ zei ik.
We maakten een bocht naar links, en kregen wind tegen. Het was een lang, recht stuk.
‘We lopen nu 5.58,’ zei ik.
‘Ja, dat komt door de wind,’ zei Tessa. ‘Wat een rotgeluid in je oren, trouwens, die wind.’
Er stond een reiger in een moerassig slootje en de lucht was helder blauw.
‘Wel mooi is het hier,’ zei ik.
‘O,’ zei Tessa, ‘ik vergeet helemaal te kijken.’
We haalden een pezige vrouw in met een rood T-shirt met ‘Marathon Budapest’ erop en de weg maakte weer een bocht.We hadden nu wind mee.

De tijd ging af en toe snel en af en toe langzaam. Mijn benen werden moe, vooral mijn rechter. Tessa spuugde op de grond. Ik wilde niks drinken bij de waterpost want dat kostte tijd.
We liepen nu 5.53. ‘Niet zo gek dat we moe zijn, eigenlijk, ’ zei ik.
Later zei een van ons: ‘Misschien kunnen we aan het eind wel 5.50 gaan lopen.’
‘We zien wel,’ zei de ander.
Verder zeiden we niet zo veel meer.
De vrouw met het rode T-shirt haalde ons weer in, we vonden haar stom.
We liepen 5.52.
‘Als we zo doorlopen komen we onder de 2 uur en 2 minuten uit,’ zei Tessa.
Weer later zei een van ons: ‘Als we over de finish komen ga ik echt huilen.’
‘Ik ook,’ zei de ander.
Verder zeiden we niets meer. Alleen af en toe ‘poeh’.

Het laatste stukje was op de atletiekbaan. We liepen nog steeds naast elkaar. ‘Kom, het laatste stukje hard,’ zei ik, ik zette vast in. ‘Nee,’ zei Tessa, ‘dan ga ik overgeven.’
‘O, ik ook,’ voelde ik en ik ging snel zachter lopen.
We kwamen over de finish.
‘Ik moet heel even over dit hekje hangen,’ zei ik.
‘Niet deze dan, die zit los,’ zei Tessa en we liepen een stukje verder, naar een ander hekje.
Het kwartier erna zeiden we dingen tegen elkaar als ‘Zo, wij waren echt snel’, ‘Wij zijn de beste’, en ‘Echt veel sneller dan de vorige keer.’

In de auto zetten we de verwarming aan en we aten perencake en chips.
‘Voelt verzuring nou alsof je je voeten niet meer kan optillen?’ vroeg ik.
‘Ja,’ zei Tessa.
‘Dat had ik,’ zei ik tevreden.
Daarna zette ik Tessa weer af. ‘Het was leuk hè?’ zeiden we tegen elkaar. ‘Lekker relaxt.’

 


Reacties

  • Leuke vriendin. Die Tessa.

Geef een reactie