Verlangen naar de wegwijzerman

10 september 2015


Tessa en ik lopen 28 kilometer hard, door een bos met heuvels. Het is de eerste keer dat we dit doen.
Van tevoren zegt iemand tegen me: ‘Als het zwaar wordt, moet je aan je kinderen denken.’

Het parcours slingert zich tussen de bomen door, af en toe een stuk omhoog, dan weer omlaag, langs een weiland met koeien, een dal bezaaid met dennennaalden, een veldje met shetlandpony’s.
‘Net buitenland!’ roepen we uit.
Het voelt alsof we een lange vloeiende lijn door het bos trekken, onze schoenen veren op de bosgrond, we bewegen mee, alsof wij bij de natuur horen, we snuiven de lucht op.
‘Nou,’ zegt een vrouw voor ons terwijl ze zich half omdraait, ‘genieten doe ik wel na de finish.’

We passeren wandelaars, Tessa zegt ze allemaal gedag.
Een vrouw zegt tegen haar vriendin: ‘Gaan die klojo’s nou net vandaag hier lopen rennen?’
Maar de meesten knikken en trekken hun hond even opzij, en waar de mensen bij een asfaltwedstrijd ‘zet ’m op’ en ‘je bent er bijna’ roepen, zeggen ze hier: ‘Wat knap van jullie’. Niemand roept: ‘Je bent er bijna.’

Tijdens het lopen praten we, over werk, en mensen die we allebei kennen, over de zomer, en het lopen zelf.
We hebben het over Pieter Post, we neuriën het liedje.
Even later zegt Tessa: ‘We lopen nu 140 keer langer dan Dafne Schippers.’

Omdat we dit nog nooit gedaan hebben, stoppen we voor de zekerheid bij elke voedingspost.
Ze hebben sinaasappelschijfjes, Tessa stopt een schijfje over haar tanden en grijnst.

Sommige stukken zijn heel steil.
Vlak voor we een heuvel op moeten, halen we een vader in die met zijn kind in een draagrugzak wandelt.
Hij zegt tegen zijn vrouw: ‘Wat voor signaal geven we af als we hem telkens op zijn kamer zetten?’

Drie doedelzakspelers staan op het hoogste punt van het parcours te spelen, ze dragen Schotse rokken.

Aan het einde van het eerste rondje van 14 kilometer staat een wegwijzerman.
‘Ja hoor, nog 500 meter en je drinkt een koud biertje,’ roept hij naar ons, ‘hoe vet is dat?’
Hij heeft een diepe, volle stem, ik moet aan patat denken.

Bij de finish liggen mensen in het gras uit te rusten. Die liepen maar één rondje. Ze drinken een biertje.
Dat zij daar in het gras liggen, zit me de volgende 3 kilometer lang dwars.
De heuvels lijken steiler dan de eerste keer en het afdalen bonkt te veel.
Er doen ook weinig mensen aan de tweede ronde mee, we lopen grote gedeelten alleen.

Na een tijdje vraagt Tessa: ‘Kunnen we nog praten?’
‘Yep,’ antwoord ik, ik denk aan mijn vriend, die het woordje ‘yep’ stom vindt, maar ‘yep’ kost me minder adem dan ‘ja’.

Er doen wél veel mensen aan het tweede rondje mee, vertelt iemand van de voedingspost, maar die lopen allemaal vóór ons.

We halen een meisje in, ze heeft een tijdje terug haar arm gebroken, vertelt ze, en ze is net gevallen.
Tessa klopt haar op haar rug, ik probeer niet te lang aan haar gebroken arm te denken want dan voel ik me zoals na het bloedprikken, ik krijg een slokje water van het meisje.

Na 19 kilometer denk ik aan mijn kinderen, maar mijn benen voelen net zo zwaar als voordat ik aan ze dacht.

Na 20 kilometer denk ik aan de wegwijzerman die vlak bij de finish staat.

Halverwege het tweede rondje, op het hoogste punt, staan nog steeds de doedelzakspelers te spelen.
‘Bijna alsof het niet echt is,’ zeg ik, ik moet even slikken.
‘Man, surrealistisch, dit,’ zegt Tessa.

Na 24 kilometer verlang ik echt naar de wegwijzerman. Hem te zien staan, op 500 meter van de finish, en zijn volvette stem te horen.

Na 26 kilometer zijn alle gedachten verdwenen.

Later, veel later, de wegwijzerman heeft ons toe geroepen, we hebben de finish gehaald en ‘ja joh, tuurlijk’ gezegd tegen een jongen die vertelt dat hij ‘morgen lekker gaat uitlopen’, we hebben ons afgespoeld met een tuinslang, ons omgekleed in een paardenstal, op de terugweg hebben we even op een bankje op een parkeerplaats langs de snelweg gelegen, en daarna op de bank thuis, veel later dus denken we terug aan de vrouw die zei: ‘Genieten doe ik wel na de finish.’

‘Heb jij nou genoten?’ vraagt Tessa.
‘Misschien korte stukjes,’ zeg ik, ‘en het tweede rondje niet zo.’
‘Ik wel, bij die doedelzakspelers,’ zegt Tessa, ‘de tweede keer. Toen moest ik bijna huilen.’
‘O, ik ook,’ zeg ik.
We moesten wel vaker bijna huilen.
Bij dat paadje naar beneden waar het op de Ardennen lijkt.
Omdat de mensen bij de verzorgingsposten zo lief waren.
En dat iemand een vol gelletje op een boomstronk had achtergelaten was ook mooi.
En toen ik water van dat meisje kreeg.
En om de wegwijzerman.

Maar misschien is ‘bijna huilen’ na 28 kilometer hetzelfde als ‘genieten’.

 

 

 

Tekening: Tessa Maessen
(Hier liepen we ons eerste heuveltje en hier hingen we na afloop over een hekje.)

 

boom_840x450


Reacties

  • Ik weet waar je gelopen hebt. Een prachtig parcours en de wegwijzerman is inderdaad een beziens- nou ja beluisterwaardigheid. Mooie beschrijving.

    • Hoi Tom, dank voor je reactie. Ja, de N70-trail, echt super. Volgend jaar weer (dan na iets meer training, als het goed is)!

  • Dag Laura,

    Wat een prestatie. Van harte gefeliciteerd.

    • dank je wel! we liepen heel langzaam hoor!

Geef een reactie