Strak

12 mei 2016

Het strak opmaken van bedden speelde tot vandaag geen enkele rol in mijn leven. Gewoon: wapper, wapper, klaar. Maar de huisfotograaf komt, en hij heeft gezegd dat mensen niet ons huis willen kopen, maar een huis. Alles moet zo netjes mogelijk. We zijn al een week aan het opruimen.

Het opruimen voelt als afrijden. Ik wil heel graag dat de fotograaf tevreden over ons is, dat hij na afloop tegen zijn collega’s zal zeggen: ‘Ik was vandaag toch ergens, daar was het echt TOP voorbereid. Ik hoefde niets aan de kant te schuiven. Leuke mensen ook, heel hartelijk.’
‘Moet het echt zo leeg, denk je?’ vraag ik aan mijn vriend. ‘Ik krijg er een beetje pijn in mijn hart van.’
‘Ja,’ zegt hij, ‘want mensen kopen niet ons huis, maar…’
‘Ja, ja,’ zeg ik.
Later vraag ik: ‘Waar ben jij het meest trots op?’
‘Dat ik al die snoertjes heb weggewerkt,’ zegt mijn vriend, ‘en jij?’
‘Dat de meeste zooi niet van mij is,’ zeg ik. ‘Ik hoop trouwens echt dat we veel complimenten krijgen.’

Op de dag dat de fotograaf komt ga ik twee uur van tevoren naar huis. Onderweg koop ik bij die dure bloemenwinkel bloemen en twee plantjes in terracotta potjes. Het meisje van de bloemenwinkel zegt dat terracotta nu heel erg in is, dat lijkt me uitstekend, voor de foto. De potjes zet ik op de lege schoorsteenmantel, ik verschuif ze een paar keer en doe dan een stapje naar achteren om te kijken wat het beste staat. Ook plooi ik de gordijnplooien mooier.
Ik heb nog een halfuur als ik met de bedden begin. Raar, denk ik terwijl ik voor het eerst van mijn leven een bed strak opmaak, dat als je iets doet wat je niet goed kunt, je altijd denkt aan de mensen van wie je denkt dat ze dit wel goed kunnen, terwijl het veel troostrijker zou zijn om te denken aan de mensen die er net zo slecht in zijn als jij. Hangend over de balkonrand eet ik een boterham.

Als er wordt aangebeld, denk ik: straks niet meteen vertellen dat we een week hebben opgeruimd.
De fotograaf komt binnen, en een huisopmeter, voor de plattegrond. Ze willen niks drinken, daar ben ik wel blij om want het koffieapparaat is zo mooi schoon nu.
‘Als ik nog iets van dingen moet weghalen, moet je het zeggen, hoor,’ zeg ik terwijl we in de woonkamer staan.
‘Nee hoor,’ zegt de fotograaf terwijl hij om zich heen kijkt, ‘het is perfect.’
‘Is er boven nog wat?’ vraagt de opmeter.
‘Een slaapkamer en een rommelkamer,’ zeg ik, ‘of nou ja, rommelkamer, het was een rommelkamer, maar nu niet meer, we hebben een week lopen opruimen.’
De opmeter knikt kort en verdwijnt naar boven. Een van hen heeft zand onder zijn schoenen, er liggen minuscule hoopjes op de vloer en ik probeer er niet naar te staren.

Later die dag komt mijn dochter thuis. Ze kijkt om zich heen.
Dan zegt ze: ‘Ik denk dat niemand ons huis wil kopen.’
In haar stem hoor ik hoop.

 

 

Illustratie: Monice Janson
Lees hier over huisbezichtigingen en de taal van makelaars.

 

 


Reacties

Geef een reactie