Het zwarte kleurenboek

Voor Boekblad schreef ik een column over Het zwarte kleurenboek van Menena Cottin en Rosana Faría.
Hieronder lees je de tekst.

boekblad_nwsbrf

Het zwarte kleurenboek

Op de eerste bladzijde van Het zwarte kleurenboek grijpt het jongetje Thomas je hand vast en trekt je zo de duisternis in. Algauw snak je in die duisternis naar licht. Het is alsof je onder water zwemt en het net te lang duurt voordat je bovenkomt. Bij elke bladzijde die je omslaat denk je: misschien komt er nu kleur. Maar dat gebeurt niet. Alles in Het zwarte kleurenboek is zwart. Alleen de zinnetjes op de linkerbladzijden zijn zilvergrijs.

 

Kuikendons

Thomas is een jaar of zes. Hij vertelt je over de kleuren in zijn leven. Hij kan ze niet zien, maar wel voelen, ruiken, horen en proeven. Geel voelt zacht als kuikendons, droge bladeren kraken bruin onder zijn voeten, groen smaakt naar citroenijs, en blauw is hoe de zon op zijn hoofd schijnt. Boven de zilvergrijze zinnen staat Thomas’ verhaal in braille; achter in het boek vind je het braille-alfabet, en een kort tekstje over de bedenker ervan: Louis Braille. Op de rechterbladzijden staan, op zwarte bladzijden, zwarte tekeningen, gemaakt in hoogreliëf: met je vingertoppen voel je grassprieten, aardbeienplantjes, regendruppels, veertjes, een vlieger, een slak.

 

De haren van mama

Dan lees je het boek nog een keer en verdwijnt je verlangen naar kleur. Alsof je net als Thomas je andere zintuigen gaat gebruiken. Dit boek is zo zwart nog niet, denk je opgelucht. Bovendien is Thomas een monter jongetje. Of misschien moet je zeggen: een heel gewoon jongetje, dat zijn knie schaaft – het voelt zuur als een aardbei – en het liefst zijn neus in de zachte haren van zijn moeder duwt. De derde keer lees je het boek met je ogen dicht. En bij de vierde keer lezen blijkt Het zwarte kleurenboek veel lichter dan je ooit had kunnen denken. Of, zoals Thomas zegt: ‘Er is geen mooiere kleur dan zwart.’