Zo voorkom je snappertjeszinnen

('Jongens. Stop.')

Een kennis van mij geeft honkbaltraining aan kinderen. Als hij iets heeft uitgelegd, beginnen die kinderen allemaal tegelijkertijd in zijn rechter- en linkeroor te tetteren.
‘Jongens. Stop,’ zegt hij dan. ‘Ik heb maar één snappertje.’

Het snappertjeseffect
Sommige zinnen lezen alsof een groep kinderen allemaal tegelijk tegen je praat. Dat is het snappertjeseffect. Het enige wat je nog wil is roepen: ‘Jongens, ik heb maar één snappertje.’

Wat voor sommige zinnen zijn dat, gebruik jij ze ook, en wat doe je eraan?

Zo herken je snappertjeszinnen
Snappertjeszinnen herken je aan de volgende twee dingen.
1) Halverwege de zin begint nieuwe informatie. (Vet in de voorbeelden hieronder.)
2) Woorden die eigenlijk bij elkaar horen staan juist ver uit elkaar. (Cursief in de voorbeelden.)

  1. De op het veld rond de trainer verzamelde kinderen stuiteren door elkaar.
  2. De met een pet op zijn hoofd uitgeruste trainer kijkt over de kinderhoofden heen.
  3. Ouders die de door de gemeente in oktober toegezegde financiële middelen ontvingen staan bij het hek te kijken.

Wat doe je eraan?
Bij snappertjeszinnen zet je je lezer onnodig aan het werk. Hoe voorkom je dat? Door niet al je informatie in één zin te frommelen. Dus:

  1. De kinderen hebben zich verzameld op het veld rond de trainer. Ze stuiteren door elkaar.
  2. De trainer kijkt over de kinderhoofden. Hij draagt een pet.
  3. Ouders hebben in oktober geld van de gemeente ontvangen. Zij staan bij het hek te kijken.

 

Oké, dus: verdeel je informatie over meerdere zinnen

 

Meer schrijftips? Hier vind je een ezelsbruggetje met Henny Stoel, hier lees je welke 5 taalregels je aan je laars kunt lappen en hier een onmisbare schrijftip met Jimi Hendrix.

 

Foto © Erika Blikman


Reacties

Geef een reactie